De meeste musici van Klassiek op Zuid hebben een grote band met Rotterdam-Zuid. Ze zijn er geboren, werken er of wonen er.
Soms programmeert Klassiek op Zuid muziek waarvoor een solist van buitenaf wordt aangetrokken.
De musici
“Muziek was belangrijk bij ons thuis vroeger. Iedereen in ons gezin speelde een muziekinstrument en mijn ouders waren fervent organisatoren van huisconcerten en zangavonden. Ik had het geluk dat ik op mijn 13e jaar bij een leraar terecht kwam met ambities en met zijn (oorspronkelijk muziekschool)ensemble Florilegium Musicum hebben we gedurende een aantal jaren talloze barokconcerten gegeven. Daardoor rolde ik in het destijds zeer actieve barok-schnabbelcircuit.Terwijl ik viool doorstudeerde bij Mariet Holtrop, heb ik nog zo’n 10 jaar met veel plezier op professioneel niveau gespeeld. In verschillende barokorkesten en projecten, zowel in Nederland als in Duitsland, Belgie, Frankrijk en Denemarken, met name op de altviool. Vooral het ijzeren repertoire zoals de Matthäus en Johannes Passion met Pasen, of de Messiah en andere koorbegeleidingen. Maar ook heel bijzondere projecten zoals geënsceneerde opera’s van Rameau bij Les Arts Florissant in Parijs.
Intussen studeerde ik ook muziekwetenschap en wat later bedrijfskundig management. Uiteindelijk heb ik begin jaren ’90 gekozen voor een loopbaan in het kunstmanagement en mijn altviool in de wilgen gehangen. Als amateur ben ik nog steeds actief maar dan vooral zingend, zowel wekelijks in het mede door mij opgerichte kamerkoor `Sega di Canto’ als in kleine ad hoc ensembles. Soms haal ik weer een (alt)viool tevoorschijn en speel dan mee met projecten die te leuk zijn om voorbij te laten gaan.”
Ik was een jaar of 8 toen ik begon met vioolles – bij Miranda Rademaker! Ik had er plezier in, en kreeg met name interesse in samenspel doordat Miranda me zo nu en dan uitnodigte om wat met KoZ mee te spelen.
Een paar jaar later nodigde een klasgenote mij uit om een keer mee te spelen in haar
jeugdorkest, en ik zodoende voor het eerst kennis maakte met orkestspel. Voorheen had ik mij vooral bezig gehouden met kamermuziek en ik verwachtte er niks aan te vinden om samen met een tiental
andere violisten dezelfde partij te spelen. Ik was dan ook vastbesloten om het niet leuk te vinden, maar dat plan mislukte faliekant. Ik werd onmiddellijk overweldigd en gegrepen door de muziek, helemaal onder de indruk van al die kleurrijke en veelzijdige klanken in een orkest. Al die prachtige instrumenten, ik wou dat ik ze allemaal kon bespelen! In korte tijd groeide dat orkestspel uit tot een heuse passie, en heeft me er uiteindelijk toe gebracht toch ook muziek te gaan studeren.
Zodoende studeerde ik Arts and Humanities met de Music Track aan University College Roosevelt waarbij ik vioollessen volgde bij Esther den Boer en András Czifra. Deze bachelor heb ik afgerond met het onderzoek ‘Leonard Bernstein’s conducting Technique – a comparative analysis’. Onderwijl volgde ik directielessen bij Jim Roodnat, en ben wat trompet gaan spelen, gewoon voor de lol. Momenteel ben ik werkzaam als o.a. dirigent, violist, en arrangeur.
Tijdens dat alles ben ik trouwens uiteraard altijd bij KoZ blijven meespelen, voor die vertrouwde muzikale momenten vol vriendschap en jolig samenspel.
“Als klein meisje uit Rotterdam Zuid was ik al in de ban van de piano.
Mijn vader speelde thuis regelmatig op ons huisharmonium en mijn moeder, broertjes en ik zongen dan mee. Zo leerde ik de eerste kneepjes van het bespelen van een instrument.
Mijn lieve oude buurvrouw echter had een piano en dat vond ik toch vele malen mooier klinken.
Zij had dat wel in de gaten en liet mij mijn gang gaan. Ik weet nog dat ik het ritueel al helemaal geweldig vond: de klep van de piano ging open en dan vervolgens eerst de prachtig geborduurde beschermlap voor de toetsen eraf, de kruk afgesteld en dan mocht ik een beetje pingelen.
Mijn ouders gaven mij op voor de AMV want dat was verplicht in die tijd. Twee jaar lang had ik les van de heer Smaling en op 9-jarige leeftijd kon ik dan aan het echte werk op de Rotterdamse Muziekschool beginnen. Ik kreeg les van Leny van Dorp, een bevlogen en inspirerende vrouw, uitermate geschikt om de liefde voor het pianospelen op mij over te brengen (voor zover dat nog nodig was). Alle graden doorliep ik met mooie cijfers. Met veel plezier speelde ik met leerlingen van andere leraren van de muziekschool. Leny was toch enigszins teleurgesteld dat ik na lang wikken en wegen niet voor het conservatorium maar voor het vak van leerkracht koos.
Later heb ik nog lang privéles bij Leny van Dorp gehad.
Sinds 2008 ben ik lid van VAKIR, de Vereniging voor Amateur Kamermusici in Rotterdam, en speel daar met heel veel plezier in diverse bezettingen.
Uit het samenspel met andere liefhebbers van muziek haal ik veel voldoening en plezier.
In mijn dagelijks werk ben ik leerkracht en intern begeleider op een basisschool op Rotterdam Zuid, een boeiende baan, waarbij ik mijn liefde voor muziek ook kan delen, al is het maar door regelmatig op de vleugel van school met de kinderen te spelen en zingen.”
“Vanaf klein meisje werd ik getroffen door wat later muziek van J.S. Bach bleek te zijn.
Mijn tante draaide voor mij zijn fluitsonates, gespeeld door Jean Pierre Rampal en daarmee ontstond niet alleen een intense liefde voor de muziek van Bach, maar vooral ook voor de dwarsfluit en altblokfluit. Door omstandigheden kreeg ik pas rond mijn 15e jaar (1972) de eerste muzieklessen, niet op dwarsfluit maar op hobo, via het harmoniegezelschap in mijn woonplaats.
In eerste instantie was ik niet zo blij met de hobo, maar achteraf had ik geen beter instrument kunnen treffen. Vanaf 1976 speelde ik samen met mijn leraar (Henk Knöps) mijn eerste Bachcantates, missen, passionen en oratoria en ben daar nooit meer mee gestopt. Overal in het land zijn er plaatsen waar ik geregeld cantates speel, o.a. Rotterdam, Dordrecht, Amsterdam, Hilversum, Baarn, Nijmegen en Utrecht.
Samen muziek maken (liefst ook met een zanger of koor erbij) is voor mij altijd het hoogste goed geweest.”
“Op mijn 8e begon ik met pianoles. Ik woonde op een dorp, zonder muziekschool, dus ging ik naar een pianojuf, die in een klein kamertje achter de lingeriewinkel van haar zusters pianoles gaf. Ze wist mij enthousiast te maken voor musiceren. Maar een ware passie werd het pas toen ik het samenspelen ontdekte. Na mijn studie ging ik als huisarts in Rotterdam werken. Daar nam ik weer pianoles en kwam op de muziekschool in een ensemble. En dat vond ik pas echt leuk. Ook maakte ik daar kennis met het klavecimbel, dat zo mooi mengt met de klank van andere instrumenten. Dus kocht ik een spinet en nam klavecimbelles. En sindsdien wisselen periodes, waarin ik veel piano of veel klavecimbel speel elkaar af. Want een aantal jaren na dat spinet heb ik ook een klavecimbel gekocht. En op beide instrumenten beleef ik heel veel plezier aan het samen met anderen muziek maken.”
“Na het volgen van AMV-lessen en nog een extra jaartje blokfluitles, dat ik volgens mijn ouders moest gebruiken om er over na te denken of ik echt wel aan vioollessen zou gaan beginnen, kreeg ik op mijn 10e mijn eerste vioollessen aan de Muziekschool in Den Bosch. Ik weet niet meer of ik begonnen ben op een klein maatje, maar toen ik echt een hele viool mocht, werd de viool van mijn oma, die nog bij mijn ouders op zolder lag, gerestaureerd. En op die viool speel ik, tot mijn grote vreugde, nog steeds. Nadat ik mijn vioolspel eerlijk gezegd een aantal jaren wat verwaarloosd had, ben ik in 1993 toch maar eens op zoek gegaan naar een orkest in Rotterdam, waar ik inmiddels woonde, om zo weer bezig te kunnen zijn met muziek. En zo kwam van het een het ander. Eind 2008 kwamen de mensen op mijn pad, waarmee we nu samen Klassiek op Zuid vormen. Voor mij weer een hele nieuwe wereld, spelen met een duo, trio, kwartet, kwintet of zelfs sextet. Ontzettend leuk!”
“Mijn vader gaf piano-, viool-, hoorn-, en blokfluitlessen. Het was zelden stil in huis, ik sliep iedere avond in met meestal weinig geslaagde pogingen tot muziek maken in de oren.
Het is me niet gaan tegenstaan (mijn zus dacht daar overigens aanvankelijk totaal anders over), ik heb misschien daardoor toch een passie voor zelf muziek maken overgehouden. Aanvankelijk door op zeer prille leeftijd de AMV-lessen in mijn vaders klasjes te volgen, daarna op de blokfluiten, die ik met tegenzin inruilde voor de cello (op die blokfluiten kon ik muziek maken, op de cello aanvankelijk alleen gekras), maar die lag nu eenmaal al jaren op me te wachten bovenop een hoge kast in de leskamer.
Toch nooit spijt van gehad. Die hobo die ik vroeger zo graag had gehad is er nooit gekomen, wel de viola da gamba en de contrabas, dus misschien heb ik toch meer aanleg voor de baskant. Begeleiden is in elk geval mijn sterke punt gebleken, van de baslijn in allerlei klassieke werken tot de continuo in barokmuziek, maar af en toe is het toch leuk ook eens een melodietje te mogen spelen.
De geneeskunde heeft, zolang ik als huisarts werkzaam was, de muziek soms wat meer naar de achtergrond gedrongen maar sinds mijn pensionering is de cello weer een dagelijkse kameraad.”
“Zoals de meesten op jonge leeftijd begonnen met “Algemene Muzikale Vorming” (AMV met de blokfluit, je weet wel…). Naast het jonge onderzoeker zijn in het technische vlak, was ook dit een succesnummer. Daarom volgde daarna een echt instrument: de dwarsfluit. Onder leiding van Nine Sligter heb ik geleerd hoe de techniek onder de knie te krijgen, maar vooral ook hoe je van noten muziek maakt. Gezien de goede vorderingen in zowel de muziek als de techniek stond ik aan het einde van de middelbare school voor de keuze: Muziek of Techniek? Wat doe je als van je beide grote hobbies je vak kan maken? In Delft gaan studeren om je hobby verder door te zetten en daarnaast als amateur heel veel te spelen met veel verschillende mensen en ensembles! Het beste van beide werelden.
Als lid van een Rotterdams kamerorkest kon ik het toch niet laten een ander instrument met meer emplooi ter hand te nemen: de contrabas. Daarmee beleef ik veel mooie dingen in al die jaren dat ik speel. Met Muziek en Mensen, want dat is een van de mooie dingen van muziek. Ze brengt mensen tot elkaar op een manier die soms amper te beschrijven is.”
“Wat was het fijn om als vijfjarige kleuter in bed te liggen en in slaap te vallen met vanuit de huiskamer de klanken van klassieke muziek. Geïnspireerd door HET vioolconcert van Beethoven, stond voor mij vast: Later als ik groot ben, ga ik ook viool spelen. Het duurde wel erg lang voor ik groot was. Ik mocht pas naar de muziekschool na de tweede klas. Na twee jaar lang verplicht blokfluiten en noten lezen hield ik op mijn tiende voor het eerst een viool in mijn handen. Met veertien andere strijkers tegelijk groepsles!!
Echter niets puberaals was mij vreemd en op mijn zeventiende besloot ik in mijn oneindige wijsheid om de viool in de kist te laten. En daar heeft zij heel lang gelegen. De gitaar en de banjo daargelaten, (leuk in mijn klas, zingen met de kinderen ) deed een langdurig ‘muziekloos’ tijdperk zijn intree. Pas in de jaren negentig begon het gelukkig weer te kriebelen. De viool deed het nog, maar ik moest nodig op herhaling bij de SKVR.
Omdat de lage tonen van de altviool mij meer konden bekoren, was de overstap snel gemaakt. Het lezen van de altsleutel bleek het enige obstakel en na enig gezwoeg was ik zover dat ik weer met anderen kon spelen. Het mooie van een instrument bespelen is naemlijk voor mij, nog steeds, het samen kunnen musiceren. En dat is hetgeen ik naast mijn werk als coach in het basisonderwijs nog steeds met uitermate veel plezier doe. Samen muziek maken, zowel in een symfonieorkest als in kleiner verband.”
Toen ik 6 was kreeg ik een xylofoon van mijn vader en op mijn achtste mocht ik op pianoles.
Daarna is het niet meer opgehouden. De piano is het belangrijkste instrument gebleven, maar ook andere instrumenten zijn erbij gekomen, waaronder altviool. Met de altviool speel ik in het Toonkunstorkest Leiden. Met collega musici uit het orkest heb ik als pianist veel kamermuziek repertoire leren kennen. Daarnaast begeleid ik met veel plezier solisten en koren.
“Toen ik in de jaren 70 mocht deelnemen aan het 2e lesuur op de Rotterdamse Muziekschool o.l.v. Simon Houttuin, ontdekte ik al snel hoe heerlijk het is om met anderen samen kamermuziek te maken. Mijn latere deelname als klarinettist aan de orkesten Erasmusica en Intermezzo heeft aan die liefde voor kamermuziek nooit iets veranderd.
In Klassiek op Zuid kon ik dan ook heerlijk aan de slag met mijn klarinet. Daar heb ik ook mijn inmiddels ontwikkelde klassieke zangstem met veel plezier mogen inzetten in met name een paar van Bach zijn bekendste wereldse cantates.
De laatste jaren ben ik mij ook gaan verdiepen in de onverwachte mix van een klassiek blazersensemble en een orginele metalband. Daarbij mijn oude (klarinet en zang) én nieuwe (basgitaar) vaardigheden met veel plezier inzettend tot een verrassend muzikale uitkomst.”
Remi Wulkan onderzoekt of er muziek zit in de klinische chemie en speurt daarnaast naar de chemie tussen de musici.
“Ik kom uit een gezin met zeven kinderen. Alle kinderen mochten voor muziekles kiezen tussen blokfluit, piano of accordeon. Ik koos voor blokfluit omdat ik dan een ‘eigen’ instrument zou krijgen en toch wel op de piano mocht spelen, al had ik geen les. Na een aantal jaar mocht ik ook op pianoles. De pianolerares woonde tegenover ons en haar dochter speelde viool. Ik wilde dolgraag ook een viool, maar daar was geen geld voor. Pas toen ik zelf geld verdiende – en daar allereerst schaatsen van kocht – kon ik de studieviool van mijn vriendinnetje overnemen en bij haar les nemen. Ik speelde veel in die tijd: 1,5 tot 2 uur per dag viool en daarnaast ook nog flink wat op piano, tot grote ergernis van mijn onderburen. Na wisseling van viooldocent raakte ik nog meer in de ban van vioolmuziek omdat mijn nieuwe leraar weer een heel andere klank uit zijn viool wist te toveren. Zo vond ik viool nog mooier.
In de tussentijd deed ik van alles: medisch analiste, geneeskunde studie (t/m doctoraal), maatschappelijk werk opleiding, opbouwwerk certificaat, een gezondheidscentrum helpen oprichten en jaren achtereen werkzaam in de praktijk van mijn echtgenoot Kees Limburg.
En nog steeds is muziek maken heel belangrijk voor me. We zijn sinds kort met pensioen, dus tijd genoeg (dachten we). Maar ik kamp voortdurend met een tijdprobleem, want muziek maken is echt een passie voor me, maar ook schilderen en tuinieren en koken.”
“Er wordt tegenwoordig wel met een bezorgde blik in de ogen gesproken over kinderen met overvolle agenda’s. Goed beschouwd was ik ook zo’n kind: fluitles, kamermuziek, orkest, hier en daar nog een extra repetitie, tweemaal per week dansles. En o ja, ik heb ook nog een tijdje bij de scouting gezeten.
Ik heb er niet onder geleden. Maar het zal u – met deze opsomming aan buitenschoolse activiteiten – niet verbazen dat ik na mijn schoolcarrière koos voor een muzikale vervolgstudie: muziekwetenschap in Utrecht.
Op dit moment werk ik voor MUSICO Reizen, een reisbureau dat muziekreizen organiseert. Het leukste werk ter wereld, roep ik vaak. Eenmaal thuis houd ik er niet meer zo’n agenda als vroeger op na. Dat doen mijn kinderen nu.
Maar zo af en toe weer in kamermuziekverband fluit spelen, is een heerlijkheid. Ik kijk er elke keer weer met plezier naar uit.”